Bij het uitzoeken van een nieuwe telefoon worden de marketingtermen voor de camera om je oren gesmeten: megapixel, zeiss lens, sensor, xenon-flitser, diafragma… Wat maakt een smartphone camera nou goed? Waar moet je op letten bij het uitzoeken van een nieuwe telefoon?
Spring naar: Megapixels | Sensor | Diafragma | Lens | Flitser | Beeldstabilisatie | Instellingen
De camera is een van de meest gebruikte functies van de telefoon. Sterker nog: sommige mensen kiezen hun telefoon volledig op de kwaliteit van de camera! Er moet een goede frontcamera op zitten voor selfies/skypegesprekken en de camera achterop moet de beste kwaliteit hebben, zodat je een goede vervanging hebt bij afwezigheid van je (spiegelreflex) camera. Dus kijk je naar het aantal megapixels van de telefoon… of niet? Wij zetten enkele belangrijke termen voor goede foto’s op een rij.
Megapixels
Een van de grootste misverstanden is dat de kwaliteit van de camera helemaal afhangt van de hoeveelheid megapixels. Er is in telefoonland een heuse ‘megapixel-oorlog’ geweest, waar ieder merk elkaar overtroefde met het aantal megapixels om zo de beste camera te claimen. Deze claim is tegenwoordig minder aanwezig, nu de Nokia Lumia 1020 41 megapixel camera heeft en HTC sinds de introductie van de HTC One (M7) overgestapt is op Ultrapixels.
Het aantal megapixels van een camera zegt enkel hoeveel pixels in een foto zitten en hoe groot de foto afgedrukt kan worden zonder kwaliteit te verliezen. Een pixel is een puntje met een bepaalde kleurwaarde. Al deze miljoenen pixels samen maken samen je foto. Voor een goede afdruk moet je foto minimaal 300 dpi (dots/pixels per inch) hebben zonder blokkerig over te komen. Een afbeelding op de computer heeft genoeg aan 72 dpi.
Als je onderstaande tabel bekijkt, zie je dat een afbeelding van een 3 megapixel camera prima af te drukken is op een 10 x 15 cm foto. Als je een afbeelding met meer megapixels afdrukt op een 10 x 15 cm foto wordt de afbeelding verkleind, waardoor de pixeldichtheid groter wordt. Hierdoor zal de foto wel wat scherper zijn of meer detail hebben, maar de werkelijke kwaliteit hangt ook af van de sensor.
Sensor
Het hart van elke smartphone camera is de sensor. Bij het maken van een foto vangt de cameramodule licht op. De sensor converteert het binnenkomende licht in elektrische signalen, zodat de telefoon dit om kan zetten in een afbeelding.
De grootte en kwaliteit van de sensor bepaalt het formaat, resolutie en bereik van je foto. Net als de films die je vroeger met een analoge camera had, kan de kwaliteit per sensor veel verschillen: een 12 megapixel spiegelreflexcamera van 6000 euro maakt wel degelijk betere foto’s van een 41 megapixel camera van een Nokia.
Een dure spiegelreflex camera heeft een sensor van 35mm (full frame), terwijl een smartphone camera vaak een sensor heeft van 1/2.3″ of kleiner. Dit is vergelijkbaar met de sensor uit goedkopere point-and-shoot compactcamera’s.
De sensorgrootte van de huidige topmodellen ziet er als volgt uit:
Het zal je niks verbazen dat de Lumia 1020 de grootste sensor heeft, omdat de camera 41 megapixels telt. Na de Nokia kun je qua sensorgrootte het best voor een Samsung Galaxy K Zoom of een Sony Xperia Z2 gaan, al ontloopt het elkaar niet veel.
Leer hier meer over de verhouding van de sensor tot de fotokwaliteit.
Diafragma
Diafragma, in het Engels Aperture, bepaalt hoeveel licht er op de sensor valt. Deze term zie je tegenwoordig af en toe bij smartphone camera’s voorbij komen, maar wordt nog niet van de daken geroepen. Diafragma, beginnend met f/, bepaalt hoe breed de opening is waardoor licht op de sensor kan vallen. Hoe lager het diafragma, des te meer licht op de sensor kan vallen. Het diafragma f/2.0 van de HTC One M8 en de Sony Xperia Z2 is dus vele male beter dan het f/3.1 diafragma van de Samsung Galaxy K Zoom.
Wanneer je camera of telefoon, zoals de Samsung Galaxy K Zoom, een optische zoom heeft zie je onder de lens meerdere diafragma-waarden. De K Zoom heeft een diafragma van f/3.1 – 6.3. Dit houdt in dat bij het minimale focuspunt (24 mm – f/3.1) de camera meer licht kan vangen dan in de maximaal ingezoomde stand (240 mm – f/6.3). Als je ver inzoomt op een object moet het licht meer afstand maken om tot de sensor te komen.
In de tabel hieronder zie je hoe de diafragma zich verhoudt tot de kwaliteit van de foto. Met een groter diafragma (lager f/-getal) kan je met weinig licht betere foto’s maken zonder de flits te gebruiken.
Wanneer de opening van het diafragma groot is, kan de camera zich minder specifiek focussen op je onderwerp. Je kunt bij een laag diafragma dan kiezen waar de camera zich op focust. Het focuspunt, of wel brandpunt van de foto, wordt dan scherp en de rest wordt vager. Bij een kleiner diafragma (hoger f/-getal) wordt het brandpunt beter opgepakt en wordt de foto scherper.
Wanneer je voor het echte scherptediepte-effect wil gaan kun je jouw camera voor de grap laten focussen op een object wat dichtbij is. Je zult zien dat de achtergrond dan vager wordt.
Lens
Voor goede foto’s is de lenstechniek ook heel belangrijk; persfotografen hebben vaak duurdere lenzen op hun camera zitten dan de camera zelf! Natuurlijk is een goede lenstechniek belangrijk, een betere lens laat meer licht door en zorgt voor betere foto’s.
Sommige smartphone fabrikanten maken daarom ook reclame met het merk lens in hun smartphone camera (denk aan Zeiss of de Sony G-lens). Dit kan zeer misleidend zijn, omdat het merk niet garant staat voor de kwaliteit van de foto. In goedkopere camera’s wordt er vaak met plastic lenzen gewerkt, niet met hoogwaardig glas. De werkelijke kwaliteit van de lens is afhankelijk van het hele systeem erachter, iets wat zelden tot nooit gecommuniceerd wordt door de fabrikant.
Flitser
Wanneer het echt donker is en de grootte van je diafragma je niet kan helpen om een perfecte foto te maken, ben je gewezen op extern licht om je foto’s goed te maken. De meeste smartphones hebben een LED of Dual-LED flitser ingebouwd waarmee je de omgeving lichter kunt maken. Het is vanzelfsprekend dat een Dual-LED voor meer licht zorgt dan een enkele LED, waardoor je de omgeving nog lichter kan krijgen.
Sommige smartphones, zoals de Nokia Lumia 1020 en de Samsung Galaxy K Zoom, hebben zelfs een Xenon-flitser ingebouwd. Het nadeel van een Xenon-flitser is dat je hem niet kunt gebruiken als zaklamp, maar voor het maken van foto’s is Xenon superieur aan andere flitsers. Deze flitser kan de ruimte perfect oplichten zodat het korter duurt voordat je foto genomen is. Hierdoor zul je bij weinig licht minder bewogen foto’s hebben, net als bij een losse compact-camera.
Omdat Xenon flitsers duurder zijn en meer energie slurpen, worden ze nog weinig toegepast. Natuurlijk hopen we op een goedkopere oplossing die meer licht geeft dan LED, maar tot dat moment zullen we het bij de gemiddelde smartphone met een Dual-LED flitser moeten doen.
Beeldstabilisatie
Een bewogen foto kan aan twee dingen te wijten zijn: te weinig beschikbaar licht of een schok waardoor de telefoon bewogen is. Tegen het laatste hebben camera’s een optische of digitale beeldstabilisatie. Een digitale beeldstabilisatie komt het meest voor in smartphone camera’s; de telefoon bekijkt na afloop of de foto bewogen is en trekt de foto dan softwarematig recht.
Dit is natuurlijk niet ideaal, omdat de oorspronkelijke foto bewogen is. Smartphones krijgen daarom telkens vaker een optische stabilisatie. Hiervan vangt de cameramodule veel klappen op, zodat de oorspronkelijke foto niet bewogen is. De LG G3, de Nokia Lumia 1020 en de Samsung Galaxy K Zoom hebben al een optische beeldstabilisatie. Een mooie ontwikkeling: dit kan in de toekomst alleen maar meer worden.
Instellingen
Natuurlijk hangt het maken van een goede foto ook af van de instellingen. De gemiddelde smartphone gebruiker zal alles op ‘automatisch’ hebben staan, wat in de meeste gevallen perfect werkt. Maar soms helpt het om zelf te sleutelen aan het focuspunt, kleurbalans, opname-tijd en ISO, mocht dit in te stellen zijn op je smartphone.
Zo hebben sommige telefoons een ‘sport-modus’, die de opnametijd tot een minimum maakt en je minder snel bewogen foto’s hebt. Omdat je dezelfde foto sneller moet maken met hetzelfde licht en diafragma-opening, zoekt de smartphone een andere manier om toch snel deze foto te maken. Vaak gaat dan de ISO omhoog, een softwarematige aanpassing waardoor je met minder licht toch een foto kan schieten.
Maar wanneer je ISO omhoog gaat, komt er meer ‘ruis’ in de foto. Deze ruis zie je ook bijvoorbeeld bij foto’s met weinig licht. Met een hogere ISO wordt de foto iets minder scherp en zie je gekleurde puntjes. Om dit te voorkomen is er de nachtmodus, maar dan duurt het weer langer voordat een foto genomen wordt (en dan krijg je weer bewogen foto’s).
Tot slot
Wil je echt goede foto’s maken met je smartphone (of welke camera dan ook), kun je het best blijven spelen. De basis voor goede foto’s ligt bij de mogelijkheden van de hardware: megapixels, sensor, diafragma en de lens technologie. Deze hardware wordt ondersteund door de flitser en de softwarematige aanpassingen.
Houdt er altijd rekening mee dat je licht nodig hebt voor het maken van een foto. Heb je weinig licht, moet je ergens op inleveren; ISO (ruis) of snelheid (bewogen foto’s). Bekijk alle foto’s apart en ga vooral spelen, dat maakt het maken van een foto leuker en geeft uiteindelijk de beste kwaliteit!